Het laatste nieuws


Nieuwsbrief Sector Handelsrecht Gerechtshof Amsterdam

19 december 2019

Vandaag een Nieuwsbrief ontvangen van het Gerechtshof Amsterdam Sector Handelsrecht. De Nieuwsbrief was eigenlijk meer een emailbericht en was vandaag nog niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl. De letterlijke tekst van het bericht is:

Op pleidooien en comparities  na memoriewisseling die plaatsvinden ná 1 januari 2020 in zaken waarin voor 1  oktober 2019 in hoger beroep is gedagvaard, zijn de regels van toepassing die in het nieuwe Landelijk Rolreglement zijn bepaald voor de mondelinge behandeling. Onder meer geldt in die zaken een spreektijd van maximaal 10 minuten.


Griffierecht per 1 januari 2020

12 december 2019

Op 29 november 2019 heeft de Minister voor Rechtsbescherming de tarieven voor 2020 gepubliceerd. De nieuwe tarieven zijn van toepassing op alle nieuwe zaken die in 2020 voor het eerst op een rol staan. Op de gedaagde/verweerder die de dagvaarding, de oproeping of het oproepingsbericht vóór 1 januari 2020 heeft ontvangen en waarin de aanzegging over betaling van het griffierecht rechtsgeldig staat vermeld geldt het overgangsrecht. Op de pagina over het griffierecht vindt u de tarieven voor 2020 en voor 2019.   


Rechter eist meer informatie in consumentenzaken

19 november 2019

In consumentenzaken dient de rechter ambtshalve te onderzoeken of de vordering niet gebaseerd is op oneerlijke bedingen. Aan de hand van een informatieformulier dat kan dienen als checklist kunnen professionele partijen alle benodigde informatie daartoe opnemen in de dagvaarding. Van 1 december 2019 tot 1 april 2020 zal de rechtbank bij tussenvonnis het formulier naar eiser toezenden met het verzoek de ontbrekende informatie bij akte in te dienen. Voor een procedure bij de rechtbanken Amsterdam en Den Haag geldt deze overgangsbepaling niet. Lees het hele artikel op rechtspraak.nl.


Wijziging Rechtsvordering en rolreglementen per 1 oktober 2019

5 september 2019

Vandaag staat op Rechtspraak.nl een update van het eerdere bericht dat digitaal procederen bij de rechtbanken Midden-Nederland en Gelderland wordt afgeschaft en nog een paar aanpassingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals de afschaffing van het pleidooi en verruiming van de bevoegdheden van de rechter tijdens de mondelinge behandeling. Per 1 oktober gaan de wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in en het streven is dat ook de rolreglementen van kanton, handel en de gerechtshoven zijn aangepast.   Lees hier het hele artikel op rechtspraak.nl 


Één Landelijk Procesreglement

12 juli 2019

Nadat enige tijd bij de Rechtbank Midden-Nederland en de Rechtbank Gelderland digitaal moest worden geprocedeerd heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wijzigingsvoorstel waarmee dit weer ongedaan wordt gemaakt. De verruiming ten aanzien van de bevoegdheden van de rechter ten aanzien van de mondelinge behandeling wordt van vanaf 1 oktober 2019 landelijk ingevoerd voor zowel de rechtbanken als de gerechtshoven.
Lees hier het artikel op rechtspraak.nl


Betekening dagvaarding aan briefadres is voldoende

ECLI:NL:HR:2019:1052 HR uitspraak 28 juni 2019 op prejudiciële vragen

 

In artikel 54 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat voor zover hier van belang, dat indien de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend zijn en het exploot een te voeren of een aanhangige procedure betreft, geschiedt de betekening aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht waar de zaak moet dienen of dient. Indien de zaak dient of moet dienen bij de Hoge Raad, geschiedt de betekening aan het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Voorts wordt een uittreksel van het exploot zo spoedig mogelijk bekend gemaakt in de Staatscourant onder vermelding van naam en kantooradres van de deurwaarder of van de advocaat van wie afschrift van het exploot kan worden verkregen.

Maar wat nu als in de basisregistratie personen (BRP) van de gedaagde een briefadres is opgenomen? Indien je de dagvaarding alleen aan dat briefadres betekent loop je het risico dat de behandelend rechter ten aanzien van de niet verschenen verdachte geen verstek gaat verlenen en de zaak op grond van artikel 54 lid 2 Rv naar de rol verwijst om eiser in de gelegenheid te stellen gedaagde alsnog openbaar op te roepen.

Als je de gedaagde alleen openbaar oproept loop je het risico dat de behandelend rechter de zaak naar de rol verwijst om eiser de  gelegenheid te geven om de gedaagde alsnog op te laten roepen tegen het in het BRP vermelde briefadres. Er zijn advocaten die voor de zekerheid de dagvaarding laten betekenen aan het briefadres en aan het parket met publicatie van een uittreksel in de Staatscourant.

 

In een procedure bij de kantonrechter te Rotterdam stond in de BRP van gedaagde alleen een briefadres in Nederland vermeld. Eiseres had de dagvaarding betekend aan het parket met publicatie van een uittreksel in de Staatscourant en een afschrift van de dagvaarding verzonden aan het briefadres. Om er achter te komen of de kantonrechter tegen de niet verschenen gedaagde verstek kon verlenen heeft de kantonrechter de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen voorgelegd.

1. Geldt een door een prrsoon in de BRP opgegeven briefadres als gekozen woonplaats als bedoeld in artikel 1:15 Burgerlijk Wetboek (BW)?

2. Zo ja, dienen exploten op grond van artikel 46 Rv betekend te worden op dit adres?

3. Zo ja, maakt deze gekozen woonplaats ook (uitsluitens) de rechter van deze woonplaats bevoegd om kennis van het geschil te nemen zoals bedoeld in artikel 99 Rv?

4. Zo niet, is een openbare betekening van het exploot als bedoeld in artikel 54 lid 2 Rv voldoende of moeten en/of kunnen er bij een bekend briefadres en/of andere bekende gegevens (zoals bijvoorbeeld e-mailadres) nadere eisen worden gesteld?

 

De Hoge Raad heeft onder meer het volgende overwogen. Ingevolge de art. 46 en 47 Rv wordt een exploot uitgebracht aan de woonplaats van degene voor wie het is bestemd. Art. 1:15 BW maakt het in bepaalde gevallen mogelijk een andere dan de werkelijke woonplaats te kiezen. Voor de toepassing van artikel 46 lid 1 Rv geldt de op de voet van art. 1:15 BW gekozen woonplaats. De rechter van de gekozen woonplaats is in dat geval de bevoegde rechter als bedoeld in art. 99 lid 1 Rv.

 

De Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) verplicht iedere ingezetene die niet reeds op zijn woonadres in de BRP is ingeschreven, zich te laten inschrijven op zijn woonadres of, bij ontbreken daarvan, op een briefadres. Dit omdat iedere ingezetene brieven van de overheid moet kunnen ontvangen en fysiek traceerbaar moet zijn. Dit mag dus geen postbus zijn. Voor een briefadres is de instemming van de briefadresgever vereist. De briefadresgever kan alleen een natuurlijk persoon zijn of een door de gemeente aangewezen rechtspersoon. De briefadresgever dient ervoor zorg te dragen dat voor de houder van het briefadres bestemde geschriften of inlichtingen daarover aan de betrokkene worden doorgegeven of meegedeeld. 

De gerechtsdeurwaarder is openbaar ambtenaar en bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht en als zodanig aan te merken als overheidsorgaan en heeft toegang tot de gegevens uit de BRP.

 

Gezien het hiervoor overwogene is de Hoge Raad met de Advocaat-Generaal van mening dat betekening aan aan een briefadres een betere waarborg biedt dat een exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt dan een openbare betekening. 

De Hoge Raad is van mening dat een briefadres kan worden aangemerkt als een gekozen woonplaats als in de zin van art. 1:15 BW. De dagvaarding dien dan ook aan die gekozen woonplaats te worden betekend tenzij de deurwaarder moet aannemen dat het briefadres niet (meer) juist is en de stukken de betrokkene niet zullen bereiken. Ook indien de betrokkene voor de gelegenheid uitdrukkelijk domicilie heeft gekozen op een ander adres mag de deurwaarder het exploot niet op het briefadres betekenen.

Voor betekening aan het briefadres geldt een dagvaardingstermijn van 1 week. De rechter van de plaats van het briefadres is bevoegd van het geschil kennis te nemen.

 

Tenslotte heeft de Hoge Raad bepaald dat een en ander geen gevolgen heeft voor de geldigheid van exploten die vóór 1 augustus 2019 openbaar zijn of zullen worden betekend.